Gebruik de smash om meer punten te winnen

De smash is een van de weinige schoten die boven het hoofd wordt gespeeld. In de regel reageer je met dit schot op een lob van je tegenstander.

Het grote voordeel van de smash is dat je de bal met hoge snelheid in het veld van de tegenstander kunt slaan. Zelden bereikt een speler de bal ook daadwerkelijk. Daarom is de smash een effectief schot om de rally af te maken en zo het punt te winnen.

Op het eerste gezicht lijkt de smash misschien relatief eenvoudig, maar in werkelijkheid is het een technische uitdaging. Met de juiste techniek sla je minder ballen in het net of buiten de grenzen. Dit zijn de punten die je moet opzoeken voor de volgende keer dat je een bovengronds schot raakt.

1. Positie

In principe kun je de smash spelen vanaf elke positie op het veld. Meestal zal je tegenstander echter alleen een lob raken als je voor het net staat. Om deze reden zal je de meerderheid van de smashes vanaf de voorkant van de baan raken.

In het algemeen geldt dat hoe dichter je bij het net bent, hoe gemakkelijker het is om de bal te raken, omdat de hoek van het schot relatief steil is. Naarmate je verder naar achteren beweegt, wordt de hoek van de slag vlakker en wordt het schot moeilijker.

In principe kun je de smash zowel met de forehand als met de backhand slaan, maar de laatste slag is veel moeilijker te spelen. Dit komt omdat je met de backhand smash met je rug naar het net staat en niet kunt zien waar de bal heen gaat. Probeer daarom altijd dit schot met de forehand te slaan. Dit is de veel gemakkelijkere manier.

Als je niet genoeg tijd hebt voor de backswing, kun je de bal een keer laten stuiteren. Het risico bestaat echter dat de bal door zijn eigen rotatie ongecontroleerd wegstuitert. Het is daarom beter om de bal te spelen zonder hem van de grond te laten stuiteren.

2. Voorbereiding

In principe heeft de uitvoering van de smash enige overeenkomsten met de serve. Net als de opslag, sta je aan de zijkant van de bal. Daarnaast houd je het racket in de bekende “Continentale grip”.

Een verschil tussen de twee schoten is dat je de bal vaak in een achterwaartse beweging moet slaan. Bovendien weet je niet op voorhand waar je tegenstander de bal zal plaatsen.

Zodra je ziet in welke richting de bal komt, draai je naar de zijkant en ren je in kleine zijwaartse stappen naar achteren. Het is belangrijk dat je je achter de bal plaatst.

3. Backswing

Terwijl je nog steeds achteruit loopt, begin je met de backswing. Beweeg nu uw rechterarm met het racket naar boven tot het racket op uw hoofdhoogte staat. Houd uw rechterarm schuin. Bovendien moet de punt van het racket naar de bal wijzen.

Strek tegelijkertijd je linkerarm naar boven en lijn deze uit met de bal. Stel je voor dat je de bal met je linkerhand wilt vangen. Zorg ervoor dat je ten alle tijden je ogen op de bal hebt gericht. Als je eenmaal op de juiste plaats bent aangekomen, staan je voeten op schouderbreedte van elkaar. Deze houding geeft je de nodige stabiliteit voor de doorgang.

4. Opvallende beweging

In tegenstelling tot de service heb je minder tijd voor de zwaaibeweging met de smash, omdat je direct moet reageren op de naderende bal. In plaats van het racket terug te trekken als een lus, laat je het gewoon in je rug vallen. Onmiddellijk daarna beweeg je je rechterarm weer omhoog en zwaai je het racket naar voren om de bal te raken.

Aangezien het ideale contactpunt ver boven je hoofd ligt, moet je arm op dit punt volledig gestrekt zijn. Bij contact met de bal laat je je pols breken en zwaai je het racket naar je linker heup. Draai tegelijkertijd je bovenlichaam naar links om terug te keren naar de parate positie.

Het laatste deel van onze trainingsserie gaat over een heel bijzondere slag, de drop shot. Verras je tegenstander met dit schot en win meer punten.

Train het drop shot

Deel